Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sche·mert

Werkwoord

vervoeging van
schemeren

schemert

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van schemeren
vervoeging van
schemeren

schemert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schemeren
    • Jij schemert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schemeren
    • Hij schemert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schemeren
    • Schemert!