schemerde
- sche·mer·de
vervoeging van |
---|
schemeren |
schemerde
- onpersoonlijke verleden tijd van schemeren
vervoeging van |
---|
schemeren |
schemerde
- enkelvoud verleden tijd van schemeren
- Ik schemerde.
- Jij schemerde.
- Hij, zij, het schemerde.
- Ik schemerde.
- Het woord schemerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.