Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sche·mer·de

Werkwoord

vervoeging van
schemeren

schemerde

  1. onpersoonlijke verleden tijd van schemeren
vervoeging van
schemeren

schemerde

  1. enkelvoud verleden tijd van schemeren
    • Ik schemerde. 
    • Jij schemerde. 
    • Hij, zij, het schemerde.