Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·ver·dij·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaverdijnen
schaverdijnde
geschaverdijnd
zwak -d volledig

Werkwoord

schaverdijnen

  1. inergatief schaatsenrijden
    • Op het ijsveld werd nog altijd lustig geschaverdijnd.[1] 

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Het Belfort volume 9, 1894
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be