schaverdijnde
- scha·ver·dijn·de
vervoeging van |
---|
schaverdijnen |
schaverdijnde
- enkelvoud verleden tijd van schaverdijnen
- Ik schaverdijnde.
- Jij schaverdijnde.
- Hij, zij, het schaverdijnde.
- Ik schaverdijnde.
- Het woord schaverdijnde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.