schatte
- schat·te
vervoeging van |
---|
schatten |
schatte
- enkelvoud verleden tijd van schatten
- Ik schatte.
- Jij schatte.
- Hij, zij, het schatte.
- Ik schatte.
- aanvoegende wijs van schatten
- Het woord schatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.