Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaart

Werkwoord

vervoeging van
scharen

schaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
    • Jij schaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharen
    • Hij schaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van scharen
    • Schaart!