Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sau·teert

Werkwoord

vervoeging van
sauteren

sauteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sauteren
    • Jij sauteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sauteren
    • Hij sauteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sauteren
    • Sauteert!