saneer
- sa·neer
vervoeging van |
---|
saneren |
saneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saneren
- Ik saneer.
- gebiedende wijs van saneren
- Saneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saneren
- Saneer je?
- Het woord saneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.