• sa·men·bin·dend
vervoeging van: samenbinden
verbogen vorm: samenbindende

samenbindend

  1. onvoltooid deelwoord van samenbinden
     ‘Veel Amerikanen willen zulke woorden graag horen. Ze verwachten van hun president dat hij troost en hoop biedt, verzoenende taal gebruikt, een samenbindende rol speelt.[1]
  1.   Weblink bron
    Theo Koelé
    “De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant