Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rum·mi·kup·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rummikuppen
rummikupte
gerummikupt
zwak -t volledig

Werkwoord

rummikuppen

  1. inergatief het spelen van het spel Rummikub [1]
    • Tante Madeleine stelde voor om te gaan rummikuppen toen het eten op was. 

Gangbaarheid

Verwijzingen