Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ros·te

Bijvoeglijk naamwoord

roste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van ros

Werkwoord

vervoeging van
rossen

roste

  1. enkelvoud verleden tijd van rossen
    • Ik roste. 
    • Jij roste. 
    • Hij, zij, het roste. 


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·s·te

Werkwoord

roste

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord růst