riedelen
- rie·de·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
riedelen |
riedelde |
geriedeld |
zwak -d | volledig |
riedelen
- overgankelijk (muziek) ongeïnspireerd, snel afraffelend, spelen
- Dieter riedelde echter met gepijnigd gezicht de openingsmaten van het vioolconcert van Mendelssohn. [1]
- Het woord riedelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "riedelen" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Het talent. Elizabeth Nobel1998
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be