• reu·zen·rat·ten

de reuzenrattenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reuzenrat
     Ze deelde hun eiland met grote varanen, vleermuizen, reuzenratten, dwergolifanten en een bonte verzameling tropische vogels.[1]
  1.   Weblink bron
    Lucas Brouwers
    “Aaseters vraten hobbitkliekjes” (20 juli 2013) op nrc.nl