reuzengroots
- Geluid: reuzengroots (hulp, bestand)
- IPA: / ˈrøzə(n)ˌɣrots / (3 lettergrepen)
- reu·zen·groots
- reuzengroot bn met de uitgang -s
reuzengroots
- partitief van de stellende trap van reuzengroot
- Dat is iets reuzengroots...
- ▸ Ook ik zocht en vond, helaas
Iets reuzengroots en engelschoons, en 't heeft
Mij, als gij ziet, verpletterd in dit stof’.[1]
- Het woord 'reuzengroots' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Louis Couperus geciteerd door Henri van BoovenLouis Couperus : 10 Juni 1863-16 Juli 1923. in: Onze Eeuw., jrg. 23 deel 4 nr. 11 (november 1923), De erven F. Bohn, Haarlem, p. 217