Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·per·to·ri·eer

Werkwoord

vervoeging van
repertoriëren

repertorieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repertoriëren
    • Ik repertorieer. 
  2. gebiedende wijs van repertoriëren
    • Repertorieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repertoriëren
    • Repertorieer je? 

Gangbaarheid