• reeu·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reeuwen
reeuwde
gereeuwd
zwak -d volledig

reeuwen

  1. overgankelijk het lichaam van een overledene verzorgen
    • De doden werden gereeuwd en in de kist gelegd. 
20 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be