Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ramt

Werkwoord

vervoeging van
rammen

ramt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Jij ramt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Hij ramt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rammen
    • Ramt! 
Anagrammen


Deens

Woordafbreking
  • ramt

Bijvoeglijk naamwoord

ramt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ram


Noors

Woordafbreking
  • ramt
Naar frequentie 7694

Bijvoeglijk naamwoord

ramt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ram


Nynorsk

Woordafbreking
  • ramt

Bijvoeglijk naamwoord

ramt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van ram