Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ker

Bijvoeglijk naamwoord

raker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van raak


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ker
Naar frequentie 4551

Werkwoord

raker

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van rake

Zelfstandig naamwoord

raker

  1. nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van rake


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ker

Zelfstandig naamwoord

raker

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van rake