racemaatje
- Geluid: racemaatje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈresmacə / (3 lettergrepen)
- race·maat·je
het racemaatje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord racemaat
- ▸ „Je hebt natuurlijk wel veel minder privacy", zegt een bailerige man in koersbroek tegen zijn racemaatje.[1]
- Het woord 'racemaatje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Bij Gemaal de brug over, steeds links aanhouden, uren later kom je dan weer bij Gemaal terug : Polder De Rondehoep in: Trouw , jrg. 53 nr. 15551 (1 juli 1995), Organisatie Trouw, Meppel, p. 55 (Media 6) kol. 6