Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rê·ve·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • van het gelijkluidende franse woord
enkelvoud meervoud
naamwoord rêverie rêverieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de rêveriev

  1. dromerig muziekstuk
  2. losse gedachtestroom, mijmerij, dagdroom

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be