• IPA: /ˌʁeʒiˈsid/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  régicide     le régicide     régicides     les régicides  

régicide m

  1. een bewuste moord(poging) op een koning; koningsmoord, regicide.
    «Être condamné pour régicide
    Veroordeeld worden voor koningsmoord.
    «Faire apologie du régicide
    De koningsmoord rechtvaardigen.
  2. de terdoodveroordeling van een koning.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  régicide     le/la régicide     régicides     les régicides  

régicide m/v

  1. koningsmoordenaar.
    «Le « tsar libérateur » est mort en 1881, […], déchiqueté par les bombes […]. On a pendu les régicides et proclamé sous Alexandre III, l'autocratie « inébranlable ».»
    De "bevrijder-tsaar" is gestorven in 1881, […], uiteengereten door de bommen […]. Men heeft de koningsmoordenaars opgehangen en onder Alexander III de "onwankelbare" alleenheerschappij uitgeroepen.
  2. rechter die een koning ter dood veroordeelt.
    «Le banissement des régicides sous Louis XVIII.»
    De verbanning van de koningsmoordenaars onder Lodewijk XVIII.
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
régicide régicides

régicide

  1. te maken hebbend met een koningsmoordenaar, zijn gedachten en zijn daden.
    «Les fureurs régicides
    De razernijen van een koningsmoordenaar.