Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·fes·so·ren

Zelfstandig naamwoord

de professorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord professor
Synoniemen


Deens

Woordafbreking
  • pro·fes·so·ren

Zelfstandig naamwoord

professoren, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van professor


Noors

Woordafbreking
  • pro·fes·so·ren
Naar frequentie 5536

Zelfstandig naamwoord

professoren, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van professor


Nynorsk

Woordafbreking
  • pro·fes·so·ren

Zelfstandig naamwoord

professoren, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van professor