• pro·cu·reer
vervoeging van
procureren

procureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procureren
    • Ik procureer. 
  2. gebiedende wijs van procureren
    • Procureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procureren
    • Procureer je?