Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • praat·te aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanpraten

praatte aan

  1. enkelvoud verleden tijd van aanpraten
    • Ik praatte aan. 
    • Jij praatte aan. 
    • Hij, zij, het praatte aan. 


Gangbaarheid