potelen
- po·te·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
potelen |
potelde |
gepoteld |
zwak -d | volledig |
potelen [1]
- (verouderd) met de vingers aanraken en daardoor vies maken of minder fris maken
- Het woord 'potelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.