popelen
- po·pe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
popelen |
popelde |
gepopeld |
zwak -d | volledig |
popelen
- Iets zo graag willen dat je hart bonst en je niet stil kunt blijven staan.
- Hij staat te popelen om zijn vrouw te kussen.
- Het woord popelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "popelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "popelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ popelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be