Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·lak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de polakkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord polak

Gangbaarheid


Deens

Woordafbreking
  • po·lak·ken
Naar frequentie 82469

Zelfstandig naamwoord

polakken,

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van polak


Noors

Woordafbreking
  • po·lak·ken
Naar frequentie 38389

Zelfstandig naamwoord

polakken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van polakk


Nynorsk

Woordafbreking
  • po·lak·ken

Zelfstandig naamwoord

polakken, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van polakk