poedelen
- poe·de·len
- In de betekenis van ‘wassen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1897 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poedelen |
poedelde |
gepoedeld |
zwak -d | volledig |
poedelen
- inergatief aangenaam in ondiep water spelen
- De kinderen poedelden heerlijk in het zwinnetje.
- Het woord poedelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poedelen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "poedelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be