Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plu·chen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen pluchen

Bijvoeglijk naamwoord

pluchen

  1. van pluche vervaardigd
    • Hij kwam aanzetten met een grote pluchen koala. 

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be