• plog·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ploggen
plogde
geplogd
zwak -d volledig

ploggen

  1. het bijhouden van een foto-blog
    • De essentie van ploggen is het vastleggen van een fotodagboek. 
  2. het tegelijk joggen en vuil rapen
    • Met ploggen sla je twee vliegen in één klap: en aan je gezondheid werken, en je leefomgeving gezonder maken.