plens
- plens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plens | plenzen |
verkleinwoord | plensje | plensjes |
de plens m
- grote hoeveelheid vloeistof
- Er kwam een plens water van het tentdak af na de regenbui.
vervoeging van |
---|
plenzen |
plens
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plenzen
- Ik plens.
- gebiedende wijs van plenzen
- Plens!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plenzen
- Plens je?
- Het woord plens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plens" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be