placeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
placeren |
placeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van placeren
- Ik placeer.
- gebiedende wijs van placeren
- Placeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van placeren
- Placeer je?
Gangbaarheid
- Het woord placeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.