pieren
- pie·ren
- In de betekenis van ‘Bargoens: spelen (gokken, muziek maken)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1840 [1]
de pieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pier
- Het woord pieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pieren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "pieren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be