• per·zik·ste·nen

de perzikstenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord perziksteen
     Tegen deze kwaal zal men drinken ‘aqua saluea’ (…), sap van venkel met eppe, peterselie, ‘centorie’ en suiker (…), sap van ‘kerse’ en vlees (…), eten van ‘denuo’, bakelaar, pitten uit perzikstenen, bremzaad en koninginnepoeder of er een pleister van bonenmeel op leggen (…), drinken van as van brem met wijn (…), ‘sedevair’ (…) of sap van ‘een cruut dat wast int coren’ en van netels (…).[1]
  1.   Weblink bron
    Willy L. Braekman (ed.)
    “Middelnederlandse geneeskundige recepten.” (1970), Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, p. 95