Startpagina
Willekeurig
Aanmelden
Instellingen
Financieel bijdragen
Over WikiWoordenboek
Disclaimers
Zoeken
permitteren/vervoeging
Taal
Volgen
Bewerken
vervoeging
van het Nederlandse werkwoord
zich permitteren
tegenwoordige tijd
verleden tijd
toekomende tijd
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
enkelvoud
meervoud
1
ik
permitteer
me
wij, we
permitteren
ons
ik
permitteerde
me
wij, we
permitteerden
ons
ik
zal me
permitteren
wij, we
zullen ons
permitteren
2
jij, je
permitteert
je
jullie
permitteren
je
jij, je
permitteerde
je
jullie
permitteerden
je
jij, je
zal, zult je
permitteren
jullie
zullen je
permitteren
u
permitteert
zich/u
u
permitteert
zich/u
u
permitteerde
zich/u
u
permitteerde
zich/u
u
zult zich/u
permitteren
u
zult zich/u
permitteren
gij, ge
permitteert
u
gij, ge,
gijlieden
permitteert
u
gij, ge
permitteerde
u
gij, ge,
gijlieden
permitteerde
u
gij, ge
zult u
permitteren
gij, ge
gijlieden
zult u
permitteren
3
hij, zij, het
permitteert
zich
zij, ze
permitteren
zich
hij, zij, het
permitteerde
zich
zij, ze
permitteerden
zich
hij, zij, het
zal zich
permitteren
zij, ze
zullen zich
permitteren
onvoltooid deelwoord
voltooide tijd
gebiedende wijs
aanvoegende wijs
zich
permitterend
zich
gepermitteerd
hebben
permitteer
u/je ,
permitteert
je
permittere
zich