patchten
- patch·ten
vervoeging van |
---|
patchen |
patchten
- meervoud verleden tijd van patchen
- Wij patchten.
- Jullie patchten.
- Zij patchten.
- Wij patchten.
- Het woord patchten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
patchen |
patchten