• pas·si·o·neer
vervoeging van
passioneren

passioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passioneren
    • Ik passioneer. 
  2. gebiedende wijs van passioneren
    • Passioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passioneren
    • Passioneer je?