overvielen
- Geluid: overvielen (hulp, bestand)
- over·vie·len
vervoeging van |
---|
overvallen |
overvielen
- meervoud verleden tijd van overvallen
- Wij overvielen.
- Jullie overvielen.
- Zij overvielen.
- Wij overvielen.
vervoeging van |
---|
overvallen |
overvielen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overvallen
- ...dat wij overvielen.
- ...dat jullie overvielen.
- ...dat zij overvielen.
- ...dat wij overvielen.
- Het woord overvielen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.