• over·ver·tel·de
vervoeging van: oververtellen…
verbogen vorm: oververteldee

oververtelde

  1. verbogen vorm van oververteld, voltooid deelwoord van oververtellen
vervoeging van
oververtellen

oververtelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van oververtellen
    • ... dat ik oververtelde. 
    • ... dat jij oververtelde. 
    • ... dat hij, zij, het oververtelde.