overvalt
- over·valt
vervoeging van |
---|
overvallen |
overvalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
- Jij overvalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
- Hij overvalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overvallen
- Overvalt!
vervoeging van |
---|
overvallen |
overvalt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
- ... dat jij overvalt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvallen
- ... dat hij overvalt.
- Het woord overvalt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.