• over·tuig·de
vervoeging van
overtuigen

overtuigde

  1. enkelvoud verleden tijd van overtuigen
    • Ik overtuigde. 
    • Jij overtuigde. 
    • Hij, zij, het overtuigde. 
  2. verbogen vorm van overtuigd, voltooid deelwoord van overtuigen
vervoeging van
overtuigen

overtuigde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overtuigen
    • ... dat ik overtuigde. 
    • ... dat jij overtuigde. 
    • ... dat hij, zij, het overtuigde. 

overtuigde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van overtuigd