Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: overstortestortte over


(klemtoonhomogram)

  • over·stort·te
vervoeging van
overstorten

óverstortte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overstorten
    • ... dat ik overstortte. 
    • ... dat jij overstortte. 
    • ... dat hij, zij, het overstortte. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van overstorten
     Het was vooral op de armen en ongelukkigen dat zich al het erbarmen en medelijden van haar liefdevol hart overstortte;[1]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als onscheidbaar werkwoord.

vervoeging van
overstorten

overstórtte

  1. enkelvoud verleden tijd van overstorten
    • Ik overstortte. 
    • Jij overstortte. 
    • Hij, zij, het overstortte.  (bedelven)
     Alsof in hem plotseling een sluis was opengezet, zo overstortte hem de herinnering en haar gestalte verscheen hem in een geheel nieuw licht, groot en dreigend.[2]
  1.   Weblink bron De Heilige Elisabeth van Hongarië. II. in: De Belgische Illustratie., jrg. 10 nr. 44 (27 juli 1878), De Belgische Illustratie, Antwerpen, p. 350
  2.   Weblink bron “De dolle vaandrig. Tweede deel: Breero.” (1947), A.J.G. Strengholt's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, p. 332