(klemtoonhomogram)

  • over·stor·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overstorten
overstortte
overstort
zwak -t volledig

overstórten

  1. overgankelijk van boven op iets neerkomen en het helemaal bedekken
     Het water zal de laaggelegen landen om Greve's hoeve overstorten;[2]
  2. overgankelijk (figuurlijk) van alle kanten bedelven, plotseling hevig aanvallen
     Nu begint ook het carillon te spelen, het carillon van zes uur, als Siem en Kees in het huis moeten wezen, en al het lawaai en al de valse glans overstorten Abel, tot hij dol in 't hoofd wordt.[3]
  • [1] overstorten met
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overstorten
stortte over
overgestort
zwak -t volledig

óverstorten

  1. ergatief helemaal naar voren vallen
     Let op een overstortende golf. Het overstorten begint in één punt van de golfkam en plant zich van daar over de gehele kam voort.[4]
  2. overgankelijk (van geld) afdragen aan een ander
      Meer dan dit bedrag mogen zij dan niet in kas houden, tenzij er meer geld voor den dienst noodig is. Anders moeten zij het meerdere ‘overstorten’.[5]
  3. overgankelijk van het een in het ander gieten of laten vallen
     Tuinbonen overstorten in een vergiet en er koud water overheen spoelen tot ze afgekoeld zijn.[6]
  4. ergatief (van vloeistoffen) boven een rand uitkomen en wegstromen
     Helemaal tevreden is hij toch niet. „Ik heb veel liever dat we de wijken zo groen maken, dat overstorten van rioolwater eigenlijk niet nodig is.[7]

de óverstortenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overstort
     Naast het gezuiverde rioolwater dragen ook andere bronnen bij aan de totale vervuiling van het oppervlaktewater, zoals uit- en afspoeling van landbouw- en natuurbodems, afzetting vanuit de lucht (atmosferische depositie), directe lozingen door industriële- en landbouwbedrijven en lozingen vanuit nooduitlaten of overstorten van het rioolstelsel in geval van hevige neerslag.[8]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    W.G. van de Hulst
    “Gerdientje.”, 6de druk (1940), G.F. Callenbach, Nijkerk, p. 200
  3.   Weblink bron Vuurwerk in: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift., jrg. 45 deel 90 nr. 8 (augustus 1935), Elsevier, Amsterdam, p. 113
  4.   Weblink bron “De natuurkunde van 't vrije veld. Deel III. Rust en beweging.”, 2e druk (1942), W.J. Thieme, Zutphen, p. 163
  5.   Weblink bron
    P.A. Feltzer
    Comptabelen, comptabiliteit. in:
    Herman Daniël Benjamins & Joh. F. Snelleman (red.)
    Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië. (1914-1917), Martinus Nijhoff/E.J. Brill, Den Haag/Leiden, p. 227
  6. Berthe Meijer
    “Eten nr. 108-86 Risotto met tuinbonen” (21 juli 1986) op nrc.nl  
  7.   Weblink bron
    Arjen Schreuder
    “De hoosbui verdwijnt in een fietsenstalling: steden sturen op het veranderende klimaat” (2 maart 2022) op nrc.nl  
  8.   Weblink bron “Rioolwater steeds beter gezuiverd” (13 april 2016) op nu.nl