• over·reed·de
vervoeging van
overreden

overreedde

  1. enkelvoud verleden tijd van overreden
    • Ik overreedde. 
    • Jij overreedde. 
    • Hij, zij, het overreedde. 
    • Zij overreedde hem in te gaan op het voorstel van zijn broer Gillis om samen deel te nemen aan een toneelwedstrijd. [1]