overreedde
- Geluid: overreedde (hulp, bestand)
- IPA: /ovəˈredə/
- over·reed·de
vervoeging van |
---|
overreden |
overreedde
- enkelvoud verleden tijd van overreden
- Ik overreedde.
- Jij overreedde.
- Hij, zij, het overreedde.
- Zij overreedde hem in te gaan op het voorstel van zijn broer Gillis om samen deel te nemen aan een toneelwedstrijd. [1]
- Ik overreedde.
- Het woord overreedde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.