• over·kluis·de
vervoeging van
overkluizen

overkluisde

  1. enkelvoud verleden tijd van overkluizen
    • Ik overkluisde. 
    • Jij overkluisde. 
    • Hij, zij, het overkluisde. 
  2. verbogen vorm van overkluisd, voltooid deelwoord van overkluizen