• over·biedt
vervoeging van
overbieden

overbiedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbieden
    • Jij overbiedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbieden
    • Hij overbiedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overbieden
    • Overbiedt! 
vervoeging van
overbieden

overbiedt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbieden
    • ... dat jij overbiedt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbieden
    • ... dat hij overbiedt.