opvalt
- op·valt
vervoeging van |
---|
opvallen |
opvalt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvallen
- ... dat jij opvalt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvallen
- ... dat hij opvalt.
- Het woord opvalt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.