opdondertje
- Geluid: opdondertje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔbdɔndərcə / (4 lettergrepen)
- op·don·der·tje
het opdondertje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord opdonder
- dim. tant. man of jongen met een kleine gestalte
- ▸ In het gesprek in haar woonkamer stelt Staps zelf een cruciale vraag: „Je zult je afvragen hoe het heeft kunnen gebeuren dat drie sterke vrouwen werden misbruikt door zo’n opdondertje als Ooms. Maar ik kan je zeggen: het heeft niets te maken met fysieke kracht.”[2]
- Het woord opdondertje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdondertje" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ opdonder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Fabian van der Poll“Zonder haar misbruiker was ze geen wereldkampioen geworden” (10 april 2017) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be