opbiecht
- op·biecht
vervoeging van |
---|
opbiechten |
opbiecht
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbiechten
- ... dat ik opbiecht.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbiechten
- ... dat jij opbiecht.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opbiechten
- ... dat hij opbiecht.
- Het woord opbiecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.