ontzegde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·zeg·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontzeggen |
ontzegde
- enkelvoud verleden tijd van ontzeggen
- Ik ontzegde.
- Jij ontzegde.
- Hij, zij, het ontzegde.
- Ik ontzegde.
- verbogen vorm van ontzegd, voltooid deelwoord van ontzeggen